Leo Delfgaauw

Dirk Braeckman: Additional Photos

Bericht bij de tentoonstelling Additional Photos Museum De Pont, Tilburg, 17 januari – 16 mei 2004

In zijn eerste Nederlandse museumtentoonstelling toont de Belgische fotograaf Dirk Braeckman (Gent 1958) een selectie van zijn meest recente werken.
In België is het werk van Braeckman in brede kring bekend en gewaardeerd geraakt. Dit onder meer door een overzichtstentoonstelling in het S.M.A.K. in Gent in 2001 en door zijn bijdragen aan de projecten 2003 Beaufort in Oostende en de kunst- en poëziemanifestatie in Watou (2003). Bovenal heeft hij grote bewondering geoogst met zijn portretten van de Belgische koning Albert en koningin Paola. Deze foto’s zijn gerealiseerd in opdracht van het Koninklijk Paleis in Brussel. In 2002 ontving Dirk Braeckman de Cultuurprijs van de Katholieke Universiteit Leuven.

De respons op het werk van Dirk Braeckman is opmerkelijk gezien het feit dat zijn foto’s op het eerste gezicht moeilijk en weinig toegankelijk zijn. Bijna al zijn werk is in gradaties van zwart-wit en de onderwerpen zijn vaak sobere interieurs, spaarzaam ingericht met treurigstemmend meubilair en dito decoraties. Soms portretteert hij vrouwen die net zo anoniem blijven als de ruimtes waarin zij zich bevinden. Dit lijken veelal ‘hotelkamers met uurtarief’ of sleetse pensions waar elke poging om de boel nog op te frissen en aan te kleden al lang geleden is gestaakt. Braeckman fotografeert de troosteloze atmosfeer van douchecabines, liften, gangen, gordijnen, matrassen en matglazen vensters. De grijze foto’s tonen deze ruimtes nog bedompter dan ze in werkelijkheid al zijn. De Belgische kunstfilosoof Frank Vande Veire verwoordde het mooi: ‘De fotografische waas ligt als een aslaag over de getoonde interieurs.’ En Braeckman zegt zelf: ‘Door het donker en grijs te houden of onscherp te printen, elimineer ik een deel van de informatie, die afleidt van de kern. Zo streef ik naar een uitgepuurde situatie, waar je als toeschouwer in gesmeten wordt. Het gaat erom dat ik dat steeds verder probeer aan te scherpen. Ik trek sporen na die onbeduidend lijken. Het zijn allemaal plaatsen waarvan je ergens kunt vermoeden dat er geleefd is, dat die ruimte heel wat doorstaan heeft of dat mensen er veel ondergaan hebben, maar dat je dat nooit te weten zult komen.’

Toch gaat het Braeckman niet om de tragiek en om de voorbije gebeurtenissen waarvan behang, tapijt of bedovertrek stil getuigen. Het gaat hem om het beeld zelf en om een directe registratie van de ruimte. Compositie en moment verraden geen vooropgezette formele of anekdotische intenties. Het beeld dient zich onopgesmukt en in een eerste blik aan. ‘Misschien wil ik wel dingen maken waar je geen vat op krijgt. En dat lukt voor mij alleen via de fotografie. Je hebt het beeld voor je: het is niet louter formeel, maar je kunt het ook niet meteen anderszins omschrijven. Je kunt hoogstens zeggen wat erop staat, maar daar gaat het niet om. Ik wil inderdaad zover gaan dat er alleen maar dat beeld is.’

Braeckman hanteert niet de statische en alles-registrerende observatie die de laatste jaren binnen de fotografie veel opgang heeft gemaakt (in de beste traditie van Bernd en Hilla Becher), maar kiest voor het vluchtige moment en de suggestiviteit van het beeld. Hij is niet de afstandelijke waarnemer, maar zit zijn onderwerpen bijna letterlijk op de huid. Het snapshot-karakter van zijn werk betekent echter geenszins dat de foto’s bij willekeur zijn ontstaan. De beelden zijn zorgvuldig bepaald en gekozen en Braeckman benut bewust de mogelijkheden die het medium hem biedt: ‘Het gaat me juist om het aftasten en bespelen van zekere fotografische condities, het kader, de vluchtigheid van een kleinbeeldopname, de schriftuur van zwart-wit of kleur, de onscherpte, het licht. Ik wil dat ze me blijven verrassen, dat ze nooit vanzelfsprekend worden.’

In dit verband is de kwaliteit van de afdruk van groot belang. Braeckman is een meester in dit métier. Zijn afdrukken zijn donker en grijs, maar toch vol onderscheid en nuance. Hij houdt het beeld terug in scherpte en detaillering, maar het verblindende flitslicht reflecteert op het oppervlak van het formica tafelblad en de pluche bank, op de douchetegels en het behangpatroon. Textuur, oppervlak en huid tekenen zich genadeloos af in het harde licht. Het lijkt een tegenstrijdigheid dat juist dit zichtbaar maken centraal staat in zijn donkere foto’s. Het is een contradictie die zich ook in een andere vorm aandient; de foto’s willen niet verhalend zijn, maar suggereren toch een hele geschiedenis. In deze zin is het werk van Braeckman nooit definitief. Het is open tot voorbij het moment en tot buiten het kader.