Bert Danckaert

Schilderkunst lijkt steeds meer op fotografie: Dirk Braeckman wint Cultuurprijs Beeldende Kunst

H ART #2, 16 februari 2006

De Cultuurprijs Vlaanderen 2005 gaat naar fotograaf Dirk Braeckman, die bekend staat om zijn grote donkere beelden met onbestemde ruimtes en ondoorgrondelijke situaties. Al 25 jaar kampt hij met het fotografisch beeld door alles wat even zeker leek onmiddellijk weer in twijfel te trekken.
Momenteel zit zijn werk in belangrijke tentoonstellingen in Rotterdam en München.
Een gesprek.

Of zo’n ‘Gouden Schoen van de Beeldende Kunst’ nog wel van deze tijd is, zo steken we van wal. ‘Het is altijd egostrelend om ‘de beste’ te zijn’, vindt Braeckman. ‘Dat klinkt misschien onbescheiden, maar mocht ik van mezelf niet vinden dat ik op hoog niveau bezig ben dan was ik er al lang mee gestopt. Dus ja, ik ben er heel blij mee. Tegelijkertijd heb ik een dubbelzinnig gevoel rond de zogezegde onsterfelijkheid die gepaard gaat met zo’n eerbetoon.’

Is dat niet de droom van elke kunstenaar: onsterfelijk te worden?
Dirk Braeckman: ‘God ja, maar dat is dan ook maar een valse droom. Zo’n prijs kan een verankering zijn van het sterrendom, een vastklampen aan vaste waarden. Dat is dan ook weer niet zo onsterfelijk. Wat ik interessanter vind is om als fotograaf te winnen binnen de categorie ‘beeldende kunsten’. Dat is niet alleen voor mij belangrijk maar zeker ook voor de fotografie. Toch beperk ik mij in mijn werk niet alleen tot fotografie. Het is wel de basis van waaruit ik vertrek. Ik ben ook bezig met film en installatie. Binnen een paar maanden maak ik samen met Peter Verhelst een productie voor het Publiekstheater in Gent. Een ander voorbeeld is de laag vernis die ik aanbracht op de zijgevel van de Academie in Gent voor ‘Over the Edges’. Ik liet de fotografie volledig ter zijde en toch vertrok ik duidelijk vanuit mijn fotografisch werk. Ik ben eigenlijk niet afhankelijk van een medium.’

Is de prijs een bekroning van je loopbaan of heb je vooral het afgelopen jaar bijzondere projecten gedaan?
‘Als ik de drie genomineerden bekijk, Berlinde De Bruyckere, Michaël Borremans en ikzelf, heb ik de indruk dat de jury gekozen heeft om een loopbaan te bekronen. Ze heeft zich niet laten leiden door kunstenaars die zich op een spectaculaire manier hebben laten opmerken. Michaël Borremans komt misschien nog maar een paar jaar echt met zijn werk naar buiten, maar hij is al wel vijftien jaar in stilte bezig. Dat staat in contrast met luidruchtige hypes. We zijn alledrie kunstenaars die al een lange periode heel consequent met de uitbouw van ons oeuvre bezig zijn. Het is goed om daarop beoordeeld te worden. Ik zie de prijs als een erkenning van het hele traject dat ik heb afgelegd.’

Wat denk je ervan dat de drie genomineerden van Gent afkomstig zijn?
‘Volgens mij is dat toeval. Maar Gent blijkt zeker een goede voedingsbodem voor kunstenaars. Er is natuurlijk het S.M.A.K. en de verhuis van het Hoger Instituut bewijst dat Gent een zekere aantrekkingskracht heeft.’

Toch bestaat er geen galeriecircuit in Gent.
‘Inderdaad, er zijn wel een aantal goede galeries, maar er is zeker niet zo’n georganiseerd netwerk zoals in Antwerpen.’

Wat zijn je volgende tentoonstellingsprojecten?
‘Ik ben momenteel bezig met de opstelling van mijn werk in de tentoonstelling ‘Clickdoubleclick’ in het Haus der Kunst in München. ‘Clickdoubleclick’ wordt samengesteld door Thomas Weski, er nemen 25 fotografen aan deel onder wie Larry Sultan, Rineke Dijkstra, Paul Graham en Jeff Wall. In de zomer zal de expo ook bij ons te zien zijn in Bozar in Brussel. De tentoonstelling neemt de overgang van de analoge camera – ‘click’ – naar de digitale muis – ‘double click’ – als uitgangspunt, maar het is breder dan dat. Thomas Weski gaat op zoek naar documentaire aspecten in het werk van fotokunstenaars waarin dat documentaire veeleer onderhuids aanwezig is.
Kort daarna begint de groepstentoonstelling ‘Dark’ in Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam. Het bindende element tussen de verschillende presentaties – met onder meer werk van Luc Tuymans – is ‘de donkere kanten van het bestaan en van de werkelijkheid’ zoals de tentoonstellingsmakers het zelf omschrijven.
Later in het jaar zijn er nog tentoonstellingen voorzien in Vladivostok, Athene, Londen en ook in Peking en Sjanghai. Verder werk ik aan de publicatie van twee boeken waarvan één volledig in China geproduceerd wordt. En in België is er na de zomer een project in het MAC’s.’

Sinds de digitale omwenteling is er heel wat te doen over het statuut van de fotografie. ‘Clickdoubleclick’ lijkt dat ook als uitgangspunt te nemen. Is er de afgelopen jaren volgens jou veel veranderd in de fotografische taal?
‘De attitude is veranderd en daardoor zijn sommige codes door elkaar geschud. Nu kun je bijvoorbeeld veel meer fotograferen en hoef je veel minder keuzes te maken op het moment van de opname. Dat doe je eerder achteraf op het beeldscherm, waar dan nog alles kan gebeuren. Dat kan leiden tot oppervlakkigheid. Toch denk ik dat dit een tijdelijk fenomeen is. Wat manipulatie en de geloofwaardigheid van foto’s betreft is het zo dat er vroeger ook gemanipuleerd werd, hoewel de middelen minder uitgebreid waren. Ik heb het dan niet alleen over collages of de bekende politieke beelden met vervalsingen en retouches, maar ook over het manipuleren met de meest elementaire fotografische middelen zoals het kadreren of de momentkeuze.
De getuigenis van het fotografisch beeld wordt steeds beschouwd als een soort eerlijke en objectieve waarneming, terwijl fotografie net dán heel subjectief en dus gevaarlijk kan zijn. Dat heeft me steeds geïnteresseerd. Ik bevind me in mijn eigen werk constant op de grens tussen document en fictie.’

In jouw geval is ook de manipulatie na de opname erg belangrijk. Er zijn je typische donkere, matte prints. Voor een recente tentoonstelling bracht je bewust stof aan op je afdrukken.
‘Ik beschouw mijn donkere kamer bijna als een schildersatelier. Ze is ook zo ingericht. Ik heb de handeling in de donkere kamer nooit als een zuiver technische bezigheid kunnen zien. Het is een experimentele ruimte van waaruit ik wil vertrekken.’

Is er voor jou specifiek veel veranderd sinds de digitale mogelijkheden?
‘De digitale overgang interesseert mij uitermate, hoewel ik volledig analoog werk. Het fysieke blijft heel belangrijk en het virtuele van de digitale fotografie lijkt dat in de weg te staan. Toch zal de overgang naar het digitale er bij mij ook zeker komen. Misschien wordt ooit mijn computerscherm een even sacrale ruimte als mijn donkere kamer dat nu is.’

Er is ook het praktische probleem dat analoog fotopapier en film stilaan schaars beginnen te worden.
‘Door de digitale omwenteling word ik haast verplicht om met mensen samen te werken die instaan voor de afdrukken. Dat is in mijn geval niet evident omdat de manuele verwerking en het afwijkende proces dat ik hanteer net zoveel impact heeft. Parallel zal ik altijd analoog blijven werken omdat dat mijn basis is. Er lopen momenteel besprekingen met een aantal fotografen om uit noodzaak zelf de productie van barietpapier in handen te nemen. We hebben het wilde plan om een fabriekje op te richten. Misschien wel in China.’

Je bent nu zowat 25 jaar actief, hoe zou je de evolutie die je werk onderging, schetsen?
‘Ik zie die evolutie in twee delen. Begin jaren ’90 is er duidelijk een ommekeer geweest. In de eerste periode vertrok ik, hoewel ik ook toen al fysiek omging met de afdruk, heel nadrukkelijk vanuit de fotografie. Mijn werk werd ook uitsluitend in fotografische kringen bekeken. Ik beperkte me tot het portret en sloot me zo in zekere zin op in de fotografie. Maar de blik van de geportretteerde was te determinerend.
Ik heb me dus heel bewust van de blik afgekeerd en een reeks portretten gemaakt zonder oogcontact, het waren foto’s waar de blik letterlijk afgewend was. Zo werd het ontbreken van dat contact juist het onderwerp van de foto’s. Mijn vroege werk ontstond vaak vanuit het nachtleven, maar die biotoop was te beklemmend geworden.
Ik ben naar New York vertrokken op zoek naar nieuwe mogelijkheden. Daar ben ik een soort stillevens gaan fotograferen, die ik heb getoond in 1995 in de Vereniging voor het Museum van Hedendaagse Kunst in Gent. Dat was voor mij het scharnierpunt.’

Je werk is donker en somber. Straalt er ook een zeker pessimisme uit?
‘Ik heb het er altijd moeilijk mee als mijn werk tot die karakteristieken wordt gereduceerd. Voor mij is dat niet essentieel. Het zal misschien verbazen, maar soms vind ik net een zekere lichtheid in mijn werk. Mijn foto’s zijn heel direct en eenvoudig; paradoxaal genoeg zijn ze misschien juist daarom zo complex. Die lichtheid heeft dus twee kanten. Het zogezegde pessimisme in mijn werk komt voort vanuit een huis clos, een soort omslotenheid waarin de foto’s gemaakt zijn.’

Binnen de actuele fotografie neem je een unieke plaats in; terwijl de algemene tendens erg onderkoeld is kom jij verrassend plastisch en emotioneel uit de hoek.
‘Ik laat – in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Duitse school – die emoties toe, maar zonder persoonlijk of anekdotisch te worden. In mijn vroege werk had je dat nog wel; het werd bijna een documentaire autobiografische reeks. Nu is het nog steeds autobiografisch getint, maar het resultaat is universeel.’

Hoe voelt het om zelf een referentie te zijn geworden voor (beginnende) kunstenaars?
‘Het valt me op dat mijn werk een grote invloed heeft op de generatie die na me komt. Niet alleen bij fotografen, maar ook bijvoorbeeld bij videokunstenaars of schilders.
Fotografie en schilderkunst hebben elkaar altijd wederzijds beïnvloed. Vroeger kon je stellen dat veel fotografie aan schilderkunst refereerde. Nu zie je vaak het omgekeerde: schilderkunst lijkt steeds meer op fotografie.’